dinsdag 23 augustus 2011

Blauw gevederde logé

Bob heeft een weekje bij me gelogeerd. Bob is een kleine grasparkiet met een grote persoonlijkheid. Hoeveel eigenheid kan een klein vogeltje hebben? Veel: de vriendin bij wie Bob woont vertelt dat ze nu drie parkieten gehad heeft, en dat ze alledrie compleet verschillend waren.

Ik moet wel een beetje wennen aan Bob (Bob lijkt geen moeite met mij te hebben). Of niet zozeer aan Bob, maar aan zijn intense aanwezigheid. Omdat hij vrij rondvliegt, moet ik zorgvuldig de deuren dicht houden. Gelukkig vergeet ik dat niet één keer. Lastiger is dat Bob graag gezellig mee komt liften zodra ik opsta. Maar hij mag niet mee de kamer uit. Als ik hem van mijn schouder op mijn hand probeer te laten overstappen (om hem bij zijn kooitje af te zetten) loopt hij achteruit en pikt naar mijn vinger. Erg grappig, maar niet effectief.

Dan gaan we maar even vogeltjes kijken, een dagelijks ritueel. Voor het raam kijken we wat er in de tuin gebeurt. Een kauw vliegt voorbij. Bob kwettert enthousiast, en sluit af met 'Bob is lief hè'. In de stem van die vriendin, een vreemde gewaarwording, alsof ze in de geest aanwezig is. Het is een sport om te verstaan wat hij nog meer kan zeggen. Dat is wel met een vaag gevoel van voyeurisme, afluisteren wat die vriendin allemaal tegen hem zegt. Hij zegt niets onvertogens, hoor. Ik onderscheid nog: 'goedzo', 'lekker slapen', 'welterusten' en 'kletskous'. Hij zegt meer, heel levendig, maar onverstaanbaar voor me. Ik let voor de zekerheid goed op wat ik zelf tegen hem zeg.

Spiegelvriendje in een stoelpoot
Bob kan ook prachtig fluiten. Dat is omdat de vriendin het zo mooi heeft voorgedaan, heel gevoelig, met trillertjes erin enzo. Hij kan natuurlijk ook als zichzelf fluiten. Hij heeft een arsenaal aan tjilpen, tjirpen, een beetje knerpen, kwetteren, en dat op verschillende geluidssterktes. Regelmatig zit hij op zijn praatstoel zijn repertoire af te werken, afgewisseld met gebabbel. Hele conversaties houdt hij in zijn eentje. Hij lijkt sowieso niet eenzaam te zijn, hij heeft vriendjes in elk spiegelend oppervlak.

Ik ben me steeds erg bewust van zijn aanwezigheid, en mijn verantwoordelijkheid voor zijn welzijn. Bob maakt een ontspannen en comfortabele indruk, daar ligt het niet aan, het zit in mijn eigen beleving. Ik vind het ook minder prettig dat hij overal poept. Dat zijn weliswaar heel kleine poepjes die snel indrogen en gemakkelijk te verwijderen zijn, maar toch.

Bob is gezellig, we hebben het knus samen. Hij komt vaak op mijn hoofd of schouder zitten. Op mijn knie gezeten doet hij uitgebreid zijn coiffure, terwijl ik tv kijk. Of hij kletst een beetje, met af en toe een hazenslaapje tussendoor. Ik heb me deze week erg geamuseerd met Bob, het is een schatje en hij is grappig. Ik ben ook blij dat hij nu weer bij de vriendin is. En zij ook.

zondag 24 juli 2011

De echte Tour de France

In 2008 kwam de Tour de France vlak langs waar ik met vakantie was. Je zou denken dat het bij de Tour de France om de renners gaat, en dat is ongetwijfeld waar als je het op tv volgt (alhoewel ik vaak hoor dat mensen kijken vanwege het landschap). Wanneer je zelf langs de route staat, gaat het amper om de renners. Het werkelijke vermaak draait om de reclamekaravaan. Die duurt ook veel langer, de renners zijn zo voorbij.

Nu ik de video (hieronder) terugzie, moet ik er weer om lachen. Het is een gezellige vakantiefilm geworden. Er zitten een paar minder mooie lassen in, maar vooruit. Ter verduidelijking: de mensen roepen afwisselend ‘à nous, à nous!’ (naar ons, naar ons!) en ‘ici, ici!’ (hier, hier!). Aan het eind komt er een recreatieve fietser achteraan, een Hollander nota bene. Hij dacht dat het wel kon, maar de gendarme dacht daar anders over. Billie, waar we ten slotte aan refereren, is een hondje, maar misschien spreekt dat voor zich.

Veel plezier!

De echte Tour de France van Linda Hartgring op Vimeo.

zaterdag 2 juli 2011

Aalscholvers in het Renbaanveld

Afgelopen vrijdag besloten mijn wandelmaat en ik weer eens bij de aalscholvers in de Amsterdamse Waterleidingduinen te gaan kijken. Zou alles al uitgevlogen zijn, of zouden de jongen nog op de nesten zitten?

Langs het Sprenkelkanaal en door het Eendenvlak kwamen we uit op de groene route, toen een bui losbarstte. Onder het schuilen probeerden we ons te herinneren waar we ook alweer onder de stroomdraad door moesten om goed uit te komen bij het Renbaanveld. Nadat de bui was overgedreven zijn we maar gewoon op de gok de Kruispan doorgestoken, maar bij de stroomdraad aan de andere kant wisten we nog steeds niet waar we precies zaten. Moesten we meer rechts of meer links aanhouden om het pad te vinden?

We volgden een hertenpaadje het sprookjesbos in. De vogels op het meer konden we niet horen om een richting te kunnen bepalen. We kwamen - na veel kruip door sluip door - uiteindelijk halverwege het Renbaanveld uit op de Tribune: de zandrug ten noordoosten van het meer, die voor ons blijkbaar als geluidswal had gefunctioneerd. Het meer zag zwart van de aalscholvers! En wat een herrie, nu we eenmaal bovenop stonden.

Om het meer heen liepen we weer naar het zuiden. Langs de oever stond watermunt. En brandnetel, maar ja, je moet er wat voor over hebben om een waterslak te fotograferen. Eenden zwommen weg, met wel zes pullen. Een meerkoetje gaf een schaduwvoorstelling. Hoe dichter bij de bomen met de nesten van de aalscholvers, hoe intenser het naar vissige stront begon te stinken. Daar zaten ze! Groot, maar toch wat donzig, volgens mij waren dit echt nog jongen op de nesten. Verder veel volwassen vogels. Onopvallend en krakende takjes vermijdend kon ik zachtjes naderbij sluipen zonder onrust te veroorzaken.

Tevreden dat we ze hadden kunnen fotograferen zonder dat er iemand op ons hoofd gepoept had, liepen we verder. Nu over het pad richting de Oude Vinkenbaan. En wie hadden we daar: de vos, ongetwijfeld dezelfde die ik eerder in deze buurt gefotografeerd had (zie Vos in beeld). Toen hij ons zag, keek hij ons even onderzoekend aan. Voor de zekerheid liep hij in een boogje door de bosrand om ons heen, zijn pad vervolgend.

maandag 27 juni 2011

Excursie rituele planten Huis ter Kleef

De hovenier vertelt
Eén dag voor Sint Jan nam ik deel aan een excursie rituele planten, door de tuin van Natuur- en Milieucentrum Ter Kleef in Haarlem. De hovenier en een vrijwilligster vertelden aanstekelijk en aanschouwelijk over symboliek van bomen en planten, en hoe die symboliek vertaald werd in volksgebruiken.

Keltisch Bomenorakel
Als eerste vrijwilliger van de avond mocht ik het Keltisch Bomenorakel doen: denk aan je prangende probleem en werp met je ogen dicht 20 takjes in een vak van ongeveer 2 x 2 meter. Aangezien ik wel wat ervaring heb met orakelen, kon ik mijn orakel zelf interpreteren. De stokjes waren terecht gekomen in een kerstboommodel: twee paden komen als een ladder met zigzagtreden in de top bij elkaar. Ik concludeerde dat het hinken op twee gedachten in december opgelost zou zijn. Wie een andere interpretatie heeft, is welkom die in een reactie door te geven, dan kunnen we tegen Kerstmis kijken wat er van onze ideeën uitgekomen is.

Bovenop de ruïne
Behalve van de verhalen genoten we van de weelderige tuin van Huis ter Kleef. De bouw van Huis ter Kleef begon in de 13e eeuw. Hoewel genoemd als enige kasteel van Haarlem lag het feitelijk buiten de stadsgrenzen. Tijdens het beleg van Haarlem diende het als hoofdkwartier van de Spanjaarden. Daarna, in 1573, blies de Spaanse bevelhebber Don Frederik (zoon van Alva) het kasteel op. Er rest nu slechts een ruïne.

Bovenop de ruïne
Begin 20e eeuw vestigde men de stadskweektuin van Haarlem op het landgoed rond Huis ter Kleef. In 1910 ontwierp de bekende landschapsarchitect Leonard Springer de sier- en instructietuin. De ruïne verdween onder zand. Na de opgravingen in 1990 is de ruïne opnieuw met zand bedekt, omdat conservering anders te duur zou zijn.

Vijg in de avondzon
De stijl van Springer is nog altijd herkenbaar in de tuin. Er groeien vele soorten inheemse maar ook exotische bomen zoals een vijg en een moerbei. De stinzenplanten waren al uitgebloeid. Nu was het bovenop de ruïne een kleurrijke warboel van wilde planten, voor zover ik ze herkende: papavers, toortsen, teunisbloemen, schurftkruid, en veel prachtigs waarvan ik niet weet hoe het heet. De rest van de tuin was ook een inspiratiebron voor mijn eigen tuin. Heerlijk!

Zaadpluis van de Gele Morgenster
Meer verhalen en foto’s van deze avond vind je op het blog van Marisca.

Voor de geschiedenis van Huis ter Kleef heb ik dankbaar geput uit het boekje ‘Huis ter Kleef’ door Andrea Bloem, een uitgave van het Natuur- en Milieucentrum Ter Kleef – gemeente Haarlem, uit juli 2000.

Vrijwilligster onder de walnoot
Jaarlijks worden in de tuin van Huis ter Kleef vele rondleidingen en evenementen verzorgd voor schoolgroepen, natuurverenigingen en bezoekers. Wil je elk seizoen de digitale nieuwsbrief ontvangen, stuur dan een e-mail naar terkleefnieuws[apenstaart]haarlem[punt]nl

zaterdag 18 juni 2011

’t Huys Dever te Lisse

Met video van vechtende ridders! Zie onderaan dit bericht.

Tweede Pinksterdag ben ik met een stel vrienden naar ’t Huys Dever in Lisse geweest. Dat is een kasteel uit de 14e eeuw. Omdat het Landelijke Kastelendag was, was er extra veel te beleven.

In de Ridderzaal stond een tafel met de resten van een middeleeuwse lunch, bereid door een amateurkok die zich verdiept had in recepten en filosofie van de middeleeuwse keuken. Die filosofie was gebaseerd op een soort elementenleer: droog, nat, koud en heet. Die hangen samen met de vier temperamenten of ‘humores’ die men onderkende: sanguinisch (heet en nat), melancholisch (koud en nat), cholerisch (heet en droog) en flegmatisch (koud en droog). Ik moet erbij zeggen dat ik dit achteraf zo uitgevogeld heb, want ik kon me niet precies herinneren hoe hij het vertelde. Zie ook Wikipedia over humores. Waar het om ging, is dat je met voedsel onevenwichtigheid terug in balans kunt brengen, door bijvoorbeeld een heethoofd meer koude gerechten te serveren.

Gepassioneerd schetste de kok het menu dat hij gekookt had. Vooraf hadden ze Valenciaanse sinaasappelen met basterdsuiker, nootmuskaat en kaneel, door een beslag gehaald en gefrituurd, geserveerd met hete mosterd. Dan spinazie met knoflook, gemarineerde kool, saffraanrijst en geroosterd vlees. Traditiegetrouw werd de maaltijd afgesloten met kaas. In de middeleeuwse cuisine werden verrassend veel en in grote hoeveelheden specerijen gebruikt. Alleen door de hoge heren uiteraard: een dergelijk menu was het equivalent van een hedendaagse fles wijn van 1000 euro.

Op de zolder van ’t Huys Dever staat een fraaie verzameling gebruiksvoorwerpen in vitrines. Ik was weg van de brokstukken roemers en beschilderde glazen, en de resten serviesgoed. De kok heeft uiteraard niet de originelen gebruikt voor zijn feestmaal. Hij laat serviesgoed namaken door hedendaagse pottenbakkers. Dat gebeurt zo historisch juist als mogelijk is, bij voorkeur met klei uit de buurt, en geen gewoon keramiek maar steengoed. Ook messen worden op maat gemaakt naar middeleeuws voorbeeld.

In de Kapelzaal waren we al een ridder tegengekomen, in de kelder liet een andere ridder zich door zijn schildknaap in het harnas hijsen. Er ging gevochten worden! Ik was verbaasd te horen dat ze vroeger ook te voet een harnas droegen. Een harnas weegt wel 28 kilogram, waarvan de helm alleen al minstens 3kg. De armen waren het lichtst, daar had je de grootste bewegingsvrijheid nodig. De ridder poetste zijn helm nog eens extra op en toog naar buiten, waar al twee ridders een kring toeschouwers verzameld hadden. Om en om lieten ze de vechtmethoden zien, hoe de lans te gebruiken en waar te mikken om de tegenstander uit te schakelen, in de nek, in de oksels, met dat venijnige puntje aan het uiteinde. Waar de één het won met zijn lans, won de ander het als hij het tot een worstelpartij kon laten komen. Hoogst vermakelijk. En loodzwaar voor de ridders, met dat harnas.


't Huys Dever te Lisse: riddergevecht van Linda Hartgring op Vimeo.