In 2008 kwam de Tour de France vlak langs waar ik met vakantie was. Je zou denken dat het bij de Tour de France om de renners gaat, en dat is ongetwijfeld waar als je het op tv volgt (alhoewel ik vaak hoor dat mensen kijken vanwege het landschap). Wanneer je zelf langs de route staat, gaat het amper om de renners. Het werkelijke vermaak draait om de reclamekaravaan. Die duurt ook veel langer, de renners zijn zo voorbij.
Nu ik de video (hieronder) terugzie, moet ik er weer om lachen. Het is een gezellige vakantiefilm geworden. Er zitten een paar minder mooie lassen in, maar vooruit. Ter verduidelijking: de mensen roepen afwisselend ‘à nous, à nous!’ (naar ons, naar ons!) en ‘ici, ici!’ (hier, hier!). Aan het eind komt er een recreatieve fietser achteraan, een Hollander nota bene. Hij dacht dat het wel kon, maar de gendarme dacht daar anders over. Billie, waar we ten slotte aan refereren, is een hondje, maar misschien spreekt dat voor zich.
Veel plezier!
zondag 24 juli 2011
zaterdag 2 juli 2011
Aalscholvers in het Renbaanveld
Afgelopen vrijdag besloten mijn wandelmaat en ik weer eens bij de aalscholvers in de Amsterdamse Waterleidingduinen te gaan kijken. Zou alles al uitgevlogen zijn, of zouden de jongen nog op de nesten zitten?
Langs het Sprenkelkanaal en door het Eendenvlak kwamen we uit op de groene route, toen een bui losbarstte. Onder het schuilen probeerden we ons te herinneren waar we ook alweer onder de stroomdraad door moesten om goed uit te komen bij het Renbaanveld. Nadat de bui was overgedreven zijn we maar gewoon op de gok de Kruispan doorgestoken, maar bij de stroomdraad aan de andere kant wisten we nog steeds niet waar we precies zaten. Moesten we meer rechts of meer links aanhouden om het pad te vinden?
We volgden een hertenpaadje het sprookjesbos in. De vogels op het meer konden we niet horen om een richting te kunnen bepalen. We kwamen - na veel kruip door sluip door - uiteindelijk halverwege het Renbaanveld uit op de Tribune: de zandrug ten noordoosten van het meer, die voor ons blijkbaar als geluidswal had gefunctioneerd. Het meer zag zwart van de aalscholvers! En wat een herrie, nu we eenmaal bovenop stonden.
Om het meer heen liepen we weer naar het zuiden. Langs de oever stond watermunt. En brandnetel, maar ja, je moet er wat voor over hebben om een waterslak te fotograferen. Eenden zwommen weg, met wel zes pullen. Een meerkoetje gaf een schaduwvoorstelling. Hoe dichter bij de bomen met de nesten van de aalscholvers, hoe intenser het naar vissige stront begon te stinken. Daar zaten ze! Groot, maar toch wat donzig, volgens mij waren dit echt nog jongen op de nesten. Verder veel volwassen vogels. Onopvallend en krakende takjes vermijdend kon ik zachtjes naderbij sluipen zonder onrust te veroorzaken.
Tevreden dat we ze hadden kunnen fotograferen zonder dat er iemand op ons hoofd gepoept had, liepen we verder. Nu over het pad richting de Oude Vinkenbaan. En wie hadden we daar: de vos, ongetwijfeld dezelfde die ik eerder in deze buurt gefotografeerd had (zie Vos in beeld). Toen hij ons zag, keek hij ons even onderzoekend aan. Voor de zekerheid liep hij in een boogje door de bosrand om ons heen, zijn pad vervolgend.
Langs het Sprenkelkanaal en door het Eendenvlak kwamen we uit op de groene route, toen een bui losbarstte. Onder het schuilen probeerden we ons te herinneren waar we ook alweer onder de stroomdraad door moesten om goed uit te komen bij het Renbaanveld. Nadat de bui was overgedreven zijn we maar gewoon op de gok de Kruispan doorgestoken, maar bij de stroomdraad aan de andere kant wisten we nog steeds niet waar we precies zaten. Moesten we meer rechts of meer links aanhouden om het pad te vinden?
We volgden een hertenpaadje het sprookjesbos in. De vogels op het meer konden we niet horen om een richting te kunnen bepalen. We kwamen - na veel kruip door sluip door - uiteindelijk halverwege het Renbaanveld uit op de Tribune: de zandrug ten noordoosten van het meer, die voor ons blijkbaar als geluidswal had gefunctioneerd. Het meer zag zwart van de aalscholvers! En wat een herrie, nu we eenmaal bovenop stonden.
Om het meer heen liepen we weer naar het zuiden. Langs de oever stond watermunt. En brandnetel, maar ja, je moet er wat voor over hebben om een waterslak te fotograferen. Eenden zwommen weg, met wel zes pullen. Een meerkoetje gaf een schaduwvoorstelling. Hoe dichter bij de bomen met de nesten van de aalscholvers, hoe intenser het naar vissige stront begon te stinken. Daar zaten ze! Groot, maar toch wat donzig, volgens mij waren dit echt nog jongen op de nesten. Verder veel volwassen vogels. Onopvallend en krakende takjes vermijdend kon ik zachtjes naderbij sluipen zonder onrust te veroorzaken.
Tevreden dat we ze hadden kunnen fotograferen zonder dat er iemand op ons hoofd gepoept had, liepen we verder. Nu over het pad richting de Oude Vinkenbaan. En wie hadden we daar: de vos, ongetwijfeld dezelfde die ik eerder in deze buurt gefotografeerd had (zie Vos in beeld). Toen hij ons zag, keek hij ons even onderzoekend aan. Voor de zekerheid liep hij in een boogje door de bosrand om ons heen, zijn pad vervolgend.
maandag 27 juni 2011
Excursie rituele planten Huis ter Kleef
![]() |
De hovenier vertelt |
![]() |
Keltisch Bomenorakel |
![]() |
Bovenop de ruïne |
![]() |
Bovenop de ruïne |
![]() |
Vijg in de avondzon |
![]() |
Zaadpluis van de Gele Morgenster |
Voor de geschiedenis van Huis ter Kleef heb ik dankbaar geput uit het boekje ‘Huis ter Kleef’ door Andrea Bloem, een uitgave van het Natuur- en Milieucentrum Ter Kleef – gemeente Haarlem, uit juli 2000.
![]() |
Vrijwilligster onder de walnoot |
zaterdag 18 juni 2011
’t Huys Dever te Lisse
Met video van vechtende ridders! Zie onderaan dit bericht.
Tweede Pinksterdag ben ik met een stel vrienden naar ’t Huys Dever in Lisse geweest. Dat is een kasteel uit de 14e eeuw. Omdat het Landelijke Kastelendag was, was er extra veel te beleven.
In de Ridderzaal stond een tafel met de resten van een middeleeuwse lunch, bereid door een amateurkok die zich verdiept had in recepten en filosofie van de middeleeuwse keuken. Die filosofie was gebaseerd op een soort elementenleer: droog, nat, koud en heet. Die hangen samen met de vier temperamenten of ‘humores’ die men onderkende: sanguinisch (heet en nat), melancholisch (koud en nat), cholerisch (heet en droog) en flegmatisch (koud en droog). Ik moet erbij zeggen dat ik dit achteraf zo uitgevogeld heb, want ik kon me niet precies herinneren hoe hij het vertelde. Zie ook Wikipedia over humores. Waar het om ging, is dat je met voedsel onevenwichtigheid terug in balans kunt brengen, door bijvoorbeeld een heethoofd meer koude gerechten te serveren.
Gepassioneerd schetste de kok het menu dat hij gekookt had. Vooraf hadden ze Valenciaanse sinaasappelen met basterdsuiker, nootmuskaat en kaneel, door een beslag gehaald en gefrituurd, geserveerd met hete mosterd. Dan spinazie met knoflook, gemarineerde kool, saffraanrijst en geroosterd vlees. Traditiegetrouw werd de maaltijd afgesloten met kaas. In de middeleeuwse cuisine werden verrassend veel en in grote hoeveelheden specerijen gebruikt. Alleen door de hoge heren uiteraard: een dergelijk menu was het equivalent van een hedendaagse fles wijn van 1000 euro.
Op de zolder van ’t Huys Dever staat een fraaie verzameling gebruiksvoorwerpen in vitrines. Ik was weg van de brokstukken roemers en beschilderde glazen, en de resten serviesgoed. De kok heeft uiteraard niet de originelen gebruikt voor zijn feestmaal. Hij laat serviesgoed namaken door hedendaagse pottenbakkers. Dat gebeurt zo historisch juist als mogelijk is, bij voorkeur met klei uit de buurt, en geen gewoon keramiek maar steengoed. Ook messen worden op maat gemaakt naar middeleeuws voorbeeld.
In de Kapelzaal waren we al een ridder tegengekomen, in de kelder liet een andere ridder zich door zijn schildknaap in het harnas hijsen. Er ging gevochten worden! Ik was verbaasd te horen dat ze vroeger ook te voet een harnas droegen. Een harnas weegt wel 28 kilogram, waarvan de helm alleen al minstens 3kg. De armen waren het lichtst, daar had je de grootste bewegingsvrijheid nodig. De ridder poetste zijn helm nog eens extra op en toog naar buiten, waar al twee ridders een kring toeschouwers verzameld hadden. Om en om lieten ze de vechtmethoden zien, hoe de lans te gebruiken en waar te mikken om de tegenstander uit te schakelen, in de nek, in de oksels, met dat venijnige puntje aan het uiteinde. Waar de één het won met zijn lans, won de ander het als hij het tot een worstelpartij kon laten komen. Hoogst vermakelijk. En loodzwaar voor de ridders, met dat harnas.
't Huys Dever te Lisse: riddergevecht van Linda Hartgring op Vimeo.
Tweede Pinksterdag ben ik met een stel vrienden naar ’t Huys Dever in Lisse geweest. Dat is een kasteel uit de 14e eeuw. Omdat het Landelijke Kastelendag was, was er extra veel te beleven.
In de Ridderzaal stond een tafel met de resten van een middeleeuwse lunch, bereid door een amateurkok die zich verdiept had in recepten en filosofie van de middeleeuwse keuken. Die filosofie was gebaseerd op een soort elementenleer: droog, nat, koud en heet. Die hangen samen met de vier temperamenten of ‘humores’ die men onderkende: sanguinisch (heet en nat), melancholisch (koud en nat), cholerisch (heet en droog) en flegmatisch (koud en droog). Ik moet erbij zeggen dat ik dit achteraf zo uitgevogeld heb, want ik kon me niet precies herinneren hoe hij het vertelde. Zie ook Wikipedia over humores. Waar het om ging, is dat je met voedsel onevenwichtigheid terug in balans kunt brengen, door bijvoorbeeld een heethoofd meer koude gerechten te serveren.
Gepassioneerd schetste de kok het menu dat hij gekookt had. Vooraf hadden ze Valenciaanse sinaasappelen met basterdsuiker, nootmuskaat en kaneel, door een beslag gehaald en gefrituurd, geserveerd met hete mosterd. Dan spinazie met knoflook, gemarineerde kool, saffraanrijst en geroosterd vlees. Traditiegetrouw werd de maaltijd afgesloten met kaas. In de middeleeuwse cuisine werden verrassend veel en in grote hoeveelheden specerijen gebruikt. Alleen door de hoge heren uiteraard: een dergelijk menu was het equivalent van een hedendaagse fles wijn van 1000 euro.
Op de zolder van ’t Huys Dever staat een fraaie verzameling gebruiksvoorwerpen in vitrines. Ik was weg van de brokstukken roemers en beschilderde glazen, en de resten serviesgoed. De kok heeft uiteraard niet de originelen gebruikt voor zijn feestmaal. Hij laat serviesgoed namaken door hedendaagse pottenbakkers. Dat gebeurt zo historisch juist als mogelijk is, bij voorkeur met klei uit de buurt, en geen gewoon keramiek maar steengoed. Ook messen worden op maat gemaakt naar middeleeuws voorbeeld.
In de Kapelzaal waren we al een ridder tegengekomen, in de kelder liet een andere ridder zich door zijn schildknaap in het harnas hijsen. Er ging gevochten worden! Ik was verbaasd te horen dat ze vroeger ook te voet een harnas droegen. Een harnas weegt wel 28 kilogram, waarvan de helm alleen al minstens 3kg. De armen waren het lichtst, daar had je de grootste bewegingsvrijheid nodig. De ridder poetste zijn helm nog eens extra op en toog naar buiten, waar al twee ridders een kring toeschouwers verzameld hadden. Om en om lieten ze de vechtmethoden zien, hoe de lans te gebruiken en waar te mikken om de tegenstander uit te schakelen, in de nek, in de oksels, met dat venijnige puntje aan het uiteinde. Waar de één het won met zijn lans, won de ander het als hij het tot een worstelpartij kon laten komen. Hoogst vermakelijk. En loodzwaar voor de ridders, met dat harnas.
't Huys Dever te Lisse: riddergevecht van Linda Hartgring op Vimeo.
maandag 6 juni 2011
Een jonge kauw
Ik zit met een vriendin van mij in de tuin, als de buurman met de twee katten mij over de schutting heen een jonge kauw aanreikt. Veel te gevaarlijk voor hem in zijn tuin.
Het is niet duidelijk wat er met hem aan de hand is. Is hij alleen maar erg jong, of misschien tegen een raam aangevlogen, of aangevallen? Het lijkt een goed idee om hem voorlopig in een doos te zetten, zodat hij kan bijkomen. Daar springt hij meteen uit. Ik pak hem weer op en zet hem uit de zon en uit het zicht van potentiële belagers onder een struik met een bakje water ernaast. Hij blijft er braaf zitten.
Na een tijdje komen zijn ouders nabij in een boom zitten. Ze roepen wat heen en weer en de kleine komt onder de struik vandaan. Hij lijkt niets te mankeren. Toch vliegt hij niet naar ze toe en komen zij niet naar hem toe om hem te voeren. Het jong keutelt wat oenig door de tuin richting het schaduwterras tegen het huis aan. Het opstapje van drie treden neemt hij vliegend, dat ziet er goed uit. Ik strooi er wat havermout en zet er een bakje water neer. Wij blijven aan het andere eind van de tuin in de zon zitten.
De ouders komen af en toe vanaf de dakgoot met het jong praten, maar verder gebeurt er niets. Het is zo langzamerhand snikheet in de zon, en we besluiten heel rustig bij het kauwtje in de schaduw te gaan zitten. Ik geloof dat hij dat wel geruststellend vindt. Kan hij even zijn oogjes toe doen, want tjonge wat is hij moe geworden van dat gedoe. Een paar tortels hebben de havermout ontdekt en pikken een graantje mee. Ons kauwtje jaagt ze een beetje weg, we zijn trots op hem. Zelf eten doet hij niet, hij drinkt ook niks. De ouders komen ook niet verder, zeker niet nu we erbij zitten.
Voor de zekerheid bellen we het vogelhospitaal. Die bevestigt dat hij waarschijnlijk net enkele dagen uit het nest is en nog niet zo goed vliegt. De ouders roepen hem van een afstandje om hem als het ware een schop onder zijn kont te geven. Om ze meer de ruimte te geven, gaan we naar binnen. In eerste instantie lijkt hij daar niet onder te lijden, maar dan komt hij naar de deur rennen. Hij springt op de vensterbank en flappert tegen het raam aan.
De vriendin besluit voor de stranddrukte uit naar huis te rijden, en ik besluit om dan maar weer naar buiten te gaan. Die verlatingsstress kan nooit goed voor hem zijn. Ik laat de vriendin uit de voordeur. Als ik terugkom bij de achtertuin is de vogel gevlogen. Denk ik, want ik zie hem nergens meer. Was de paniek dat hij er nu alleen voor stond blijkbaar precies de juiste motivatie om zichzelf te overstijgen.
Het is niet duidelijk wat er met hem aan de hand is. Is hij alleen maar erg jong, of misschien tegen een raam aangevlogen, of aangevallen? Het lijkt een goed idee om hem voorlopig in een doos te zetten, zodat hij kan bijkomen. Daar springt hij meteen uit. Ik pak hem weer op en zet hem uit de zon en uit het zicht van potentiële belagers onder een struik met een bakje water ernaast. Hij blijft er braaf zitten.
Na een tijdje komen zijn ouders nabij in een boom zitten. Ze roepen wat heen en weer en de kleine komt onder de struik vandaan. Hij lijkt niets te mankeren. Toch vliegt hij niet naar ze toe en komen zij niet naar hem toe om hem te voeren. Het jong keutelt wat oenig door de tuin richting het schaduwterras tegen het huis aan. Het opstapje van drie treden neemt hij vliegend, dat ziet er goed uit. Ik strooi er wat havermout en zet er een bakje water neer. Wij blijven aan het andere eind van de tuin in de zon zitten.
De ouders komen af en toe vanaf de dakgoot met het jong praten, maar verder gebeurt er niets. Het is zo langzamerhand snikheet in de zon, en we besluiten heel rustig bij het kauwtje in de schaduw te gaan zitten. Ik geloof dat hij dat wel geruststellend vindt. Kan hij even zijn oogjes toe doen, want tjonge wat is hij moe geworden van dat gedoe. Een paar tortels hebben de havermout ontdekt en pikken een graantje mee. Ons kauwtje jaagt ze een beetje weg, we zijn trots op hem. Zelf eten doet hij niet, hij drinkt ook niks. De ouders komen ook niet verder, zeker niet nu we erbij zitten.
Voor de zekerheid bellen we het vogelhospitaal. Die bevestigt dat hij waarschijnlijk net enkele dagen uit het nest is en nog niet zo goed vliegt. De ouders roepen hem van een afstandje om hem als het ware een schop onder zijn kont te geven. Om ze meer de ruimte te geven, gaan we naar binnen. In eerste instantie lijkt hij daar niet onder te lijden, maar dan komt hij naar de deur rennen. Hij springt op de vensterbank en flappert tegen het raam aan.
De vriendin besluit voor de stranddrukte uit naar huis te rijden, en ik besluit om dan maar weer naar buiten te gaan. Die verlatingsstress kan nooit goed voor hem zijn. Ik laat de vriendin uit de voordeur. Als ik terugkom bij de achtertuin is de vogel gevlogen. Denk ik, want ik zie hem nergens meer. Was de paniek dat hij er nu alleen voor stond blijkbaar precies de juiste motivatie om zichzelf te overstijgen.
Abonneren op:
Posts (Atom)