vrijdag 18 januari 2013

Winterse vogeltherapie

Op doktersvoorschrift scheur ik me los van mijn besognes en stap met mijn camera de sneeuw in. Thijsse's Hof is mijn eerste bestemming. Ik sluip langs de voederplaats om de vogels niet te verstoren, als hovenier Roland me vanuit het open raam van het nieuwe leslokaal gedag roept. Vrolijk zwaai ik terug. De boomklever fotografeer ik op de terugweg.

De vijver staat hoog, net zo hoog als het bruggetje. Het ijs eronder kraakt als ik eroverheen loop. Er ligt een grote, zwarte ster onder het ijs. Sneeuwhoopjes rond de rietstengels waar ze boven het ijs uitsteken. Aan de rechterkant liggen sneeuwvlokkristallen op donker ijs, je ziet de blaadjes onder de ijslaag liggen. Op de grote vijver zie ik diezelfde sterren en rietpluimen met sneeuwvoeten, bronsoranje in de zon, net als de kale takken, warm afstekend tegen het blauwe ijs. Tussen de bomen schittert het rode leslokaal.

Bij het dennenbos flitst een dartel bolletje voorbij. Een vuurgoudhaantje! "Prrrt prrrt," zegt hij. Meen ik me te herinneren. Het wil maar niet lukken met die vogelgeluiden, ik kan ze niet onthouden. Hij fladdert door het bosschage. Ik sta zo stil mogelijk en volg hem met mijn camera, lekker ingezoomd. Gehaast pas ik instellingen aan in de hoop op een geslaagde foto. Helaas, het resultaat is teleurstellend. Even verderop lukt het wel een roodborstje mooi scherp vast te leggen. Zijn borst is net zo rood als de zonnige takken en rietstengels.

Na Thijsse's Hof loop ik een rondje om de hertenkamp. De herten zien er aaibaar uit, met hun wintervacht en zachte ogen. Schapen en geiten komen aanhollen, maar verliezen al snel hun interesse als ik me op een roodborstje richt, alweer. Roodborstjes zijn makkelijke vogels voor fotografen, ze komen zo heerlijk dichtbij. Als ik op de kwekerij aan het wieden was, moest ik oppassen dat ik er niet over struikelde. Wat dat betreft zijn het net merels. Dit roodborstje zit niet echt stil, hij hipt rond, in de sneeuw pikkend naar lekkers. Achter het hek schudt een kip zijn veren op. Eenden dobberen in een deel van de vijver dat opengehouden wordt.

Aan de andere kant van de hertenkamp komt de vijver bijna tot aan het hek waar ik langsloop. Daar komen de eenden aanvliegen. Ze landen met een sliding over het ijs en roetsjen zo de oever op. Ik moet hardop lachen, het is géén gezicht! Ik loop door om ze geen hoop op brood te geven. Er komen weer schapen aanrennen. En een joekel van een, tja wat is het, volgens mij geen kalkoen, die zijn toch niet wit? Hij klinkt wel als een kalkoen. "Brrrlop, brrrlop," komt eruit. "Brrrlop, brrrlop," pruttel ik terug, terwijl ik hem mooi in beeld probeer te krijgen. Zo'n conversatie op niveau, daar knapt een mens van op.