donderdag 21 januari 2016

Geluksroute Haarlem 2016: van geluksplukker tot geluksbrenger

De eerste keer dat de Geluksroute in Haarlem was, was ik net terug uit Frankrijk van de crematie van mijn zus. Enkele weken eerder had mijn moeder een herseninfarct gehad, terwijl ik net een paar maanden daarvoor de diagnose van een schildklierziekte gekregen had. Ik was kapot, leeg, daas, maar tot nu toe stond ik nog overeind. Het zware werk moest nog beginnen: de emotionele, administratieve en praktische verwerking van alles. In het oog van de storm dompelde ik me onder in het warme bad van verbinding, inspiratie en blijheid dat de Geluksroute is. Ik zweefde van knutselworkshop naar schrijfsessie, naar yoga, naar stadspicknick, en alles ertussenin.

De tweede editie van de Geluksroute in Haarlem vierde ik dat ik het eerste jaar van rouw achter de rug had. De derde editie was ik uitgeput omdat ik daarna ingestort was in plaats van bijgetrokken. Maar haptotherapie, yoga, meditatie en shiatsu hebben me erbovenop geholpen. En nu, bij de vierde editie, doe ik voor het eerst niet alleen mee als geluksplukker, maar ook als geluksbrenger, een wens die ik vanaf de allereerste keer had.

[ Verjaardagskaart voor vriendin ]
Tijdens mijn herstel maakte ik collages van teksten en afbeeldingen die ik uit tijdschriften knipte. Het was en is voor mij een manier om mijn innerlijke beelden zichtbaar te maken voor mezelf. Een schaar, oude tijdschriften, een plakstift en een ondergrond, meer heb je niet nodig. Zelfs geen fantasie. Knip alles uit wat je raakt, waar je je toe aangetrokken voelt, al dan niet met een vraag of thema of persoon in gedachten. Je zult verbaasd staan over de kracht van het beeld dat ontstaat als je de knipsels bij elkaar brengt in een collage. Kom het ook ervaren! Tijdens de Geluksroute Haarlem, op zondag 7 februari tussen 10.30u en 12.30u: ‘Collagekaart van je Hart’, bij HOF20 - vitale mensen in vitale organisaties.

Of pluk je geluk bij een of meer van de vele andere geluksbrengers op de komende Geluksroute Haarlem, 6 en 7 februari 2016.

De Geluksroute is een gratis evenement. Het meeste is te regelen vanuit overvloed en overwaarde, maar voor de praktische kosten en speciale projecten is een crowdfundingcampagne gestart. Maak je de geluksroute komend jaar mede mogelijk? Doneren kan al vanaf 7 euro.

dinsdag 10 november 2015

De kunst van Alzheimer

[ Portret van mijn moeder, 2e versie ]
Het eerste weekend van november vindt in Haarlem en omgeving de Kunstlijn plaats. Op de open ateliers en alle exposities komen massa’s bezoekers af. Voor zondag heb ik met een vriendin afgesproken om rond te kijken, maar op zaterdag wil ik alvast een bijzondere expositie beleven: ‘Zolang ik er ben, het dilemma van de vervliegende geest’. Het is een tentoonstelling bij het gelijknamige boek in wording. Tijdens de Kunstlijn zijn in verpleeghuis Overspaarne tekeningen te zien van Christel Bouwmeester. Zij vraagt zich af wat iemand met Alzheimer ziet, wat er gebeurt in dat hoofd. Om dat in te voelen maakt zij ‘blind’ portretten, dat wil zeggen, zonder op het papier te kijken. Hoe voelt het om te tekenen zonder controle, zonder oriëntatie? Bezoekers mogen zelf een blind portret maken en dat wil ik graag proberen.

Ruim tweeënhalf jaar geleden werd mijn moeder na een herseninfarct opgenomen op een gesloten psychogeriatrische afdeling, met de diagnose ‘mengbeeld Alzheimer en vasculaire schade door het infarct’. Zij heeft altijd veel getekend en geschilderd, en nu nog gaat ze wekelijks naar de tekenclub in het tehuis waar ze woont. Zij zou deze expositie vast enorm kunnen waarderen, en hoe zou ze het blind tekenen ervaren? Ik zie op tegen de tour de force met de rolstoel maar besluit haar toch op te halen. Mijn moeder is zoals altijd blij verrast me te zien: “He, was je in de buurt?” Het zou kunnen dat ze denkt dat ik uit Haarlem kom terwijl zij nu in Brabant zit, of andersom. Ze heeft wel zin in een uitje. Een van de verzorgenden heeft het persbericht van de tentoonstelling gezien. “Hoe heet het ook alweer,” probeert ze zich te herinneren, “’Haal me hier weg’ of iets dergelijks?”

Er staat toevallig een rolstoel met stevig opgepompte banden klaar, waar anderen net mee weg zijn geweest. Ik hijs mijn moeder in haar jas. Ze reikt naar haar rollator, maar ik trek de rolstoel erbij. Om te beginnen gebruikt ze die als rollator door erachter te lopen; als ze moe is kan ze erin gaan zitten en duw ik haar. Ik wijs haar de weg naar de uitgang. De knieën zijn stijf, maar aan het eind van de gang gaat het al wat beter. Als we de straat uitkomen is het genoeg en wil ze zitten. Maar goed ook, want het is druk op straat en ik vrees voor de enkels van de mensen. De rolstoel piept en kraakt en steunt op zijn smalle bandjes, maar ‘krakende wagens lopen het langst’ stel ik mezelf gerust. Ik doe voorzichtig bij alle stoepen, één keer maar lanceer ik mijn moeder bijna voorover als een één centimeter hoge rand een te grote hobbel blijkt. Wachten op het stoplicht duurt mijn moeder te lang. “Zullen we vast oversteken?” stelt ze voor. “Nee ma, het is hier knetterdruk en ik heb geen overzicht.” “Ik zal er maar even uitgaan dan hè,” zegt ze terwijl ze vast op gaat staan, “dat is handiger met oversteken.” “Nee, nee, blijf nou zitten!” reageer ik geschrokken, “het is echt veel makkelijker als ik jou duw.” Ze geeft zich gewonnen. Een paar straten verder kijkt ze bezorgd naar het kanaal aan de linkerkant. Ik houd goed afstand tot het water. Nog een bruggetje en we zijn er.

Bij Overspaarne worden we verwelkomd met thee en koffie. Als we wat geacclimatiseerd zijn gaan we rustig alle portretten bekijken. Mijn moeder leeft op, ze kan zo genieten van kunst! En van portretten helemaal, die tekende ze vroeger ook veel. Ze bekijkt elk portret met grote aandacht. Ik vraag of ze ook wil tekenen, dat we elkaar dan zullen tekenen. Dat hoeft van haar niet: “Mijn handen zijn de laatste tijd zo opgezet en raar.” Ik zeg dat dat al heel lang zo is, en dat ze hier lekker dikke potloden hebben, dan hoeft ze minder verkrampt te knijpen. Na enig aandringen wil ze dan wel even een potlood vasthouden om te voelen hoe dat is. Verrast constateert ze dat het prima gaat. Bij haar op de tekenclub hebben ze een opzetstuk om potloden dikker te maken, maar dat wil ze nooit. Ik vermoed dat ze nooit iets wil omdat haar hoofd blokkeert als ze over een vraag moet nadenken.

[ Portret van mijn moeder, 1e versie ]
We gaan tegenover elkaar zitten met elk een blanco vel voor ons en een dik potlood in de hand. “Je mag niet op het papier kijken,” zeg ik. “Oh maar ik kijk wel gewoon hoor,” zegt ze terug. Ik refereer aan dat ze dat vroeger ook gedaan heeft, ‘blind’ tekenen, dat weet ik nog, maar daar heeft ze geen boodschap aan. Zij tekent zoals ze dat altijd doet, punt uit. Terwijl ze op de tekenclub het eerste half uur niets doet door alle afleiding, begint ze hier na enkele aansporingen al mijn portret te tekenen. Ik ga haar wel blind tekenen, maar onwillekeurig kijk ik voortdurend op het vel. Ik houd mijn linkerhand erboven om mijn blik tegen te houden. Ik let nergens op en schets gewoon, maar ik raak al gauw de kluts kwijt omdat ik geen idee heb waar ik een haarlijn, neus of kin gezet heb, zodat ik niet weet waar ik moet mikken voor de ogen en schouders. Gedesoriënteerd dus, als een Alzheimerpatiënt. Mijn oog valt op mijn moeders handen en ik teken die op de gok onderaan het vel erbij. Ik schrik als ik het resultaat zie: een fascinerende chaos, bij elkaar gehouden door haar ketting die lijkt op een uitgezakt kunstgebit en de handen die de tekening een basis geven. Dat kan beter, ik begin overnieuw op de achterkant. Mijn moeder tekent ondertussen goed kijkend verder aan mijn portret.

Bij mijn tweede poging probeer ik welbewust te coördineren waar ik het potlood zet. Het opschroeven van de controle geeft een aanzienlijk beter resultaat. Hoewel vervreemdend verwrongen lijkt het portret toch op mijn moeder. Nog even gericht wat (ongecontroleerd) water erover spuiten en met de vingers uitvegen en het portret is af. Mijn moeder is inmiddels ook klaar met tekenen. Ik herken mijn krullenkop. De ogen zijn intens, geprononceerde neusgaten. Bij mijn mond had ze blijkbaar geen zin meer, die is alleen dun opgezet. De mensen van ‘Zolang ik er ben’ zijn onder de indruk van haar tekening. Ze vertellen meer over het project en wat ze ermee beogen: mensen met Alzheimer een stem geven, te vertellen hoe het is om met Alzheimer te leven, met kunst als ingang daartoe. Mijn moeder luistert geïnteresseerd toe. Omdat haar taal en sociale reacties nog zo goed zijn, komt ze niet bepaald dement over, ook niet voor haarzelf. Ze merkt wel dat haar geheugen achteruit gaat en dat ze zich “de laatste tijd zo wazig voelt”.

[ Portret van mij door mijn moeder ]
Het was een intensieve middag, we gaan op huis aan. “Waar gaan we heen?” vraagt ze. “Naar huis,” antwoord ik in het algemeen. “Waar gaan we naartoe?” vraagt ze even later weer. “Naar het verpleeghuis, daar woon je,” antwoord ik nu. “O ja,” zegt ze, en vervolgens: “Moeten we dan niet de andere kant op?” “Nee, dat was vroeger,” leg ik uit, verbaasd dat ze die richting blijkbaar nog wel weet. “Waar woon ik nu dan?” “In het verpleeghuis.” “O ja.” Het duwt best zwaar, die glooiende bruggen over. “Wil jij even zitten?” biedt mijn moeder aan. “Nee hoor ma, het gaat wel, we zijn er bijna.” “Waar gaan we ook alweer naartoe?”

Vlak voor de ingang van het verpleeghuis komen we mijn docente van de schrijfcursus tegen, toevallig ook de dochter van een vroegere medebewoonster van mijn moeder. Mijn hersens raken in de war door de overlapping van twee contexten. “Dit is... mijn filosofiedocente,” floep ik eruit, de schrijvende filosoof uit de laatste les nog in gedachten. Erfelijk belast, grap ik vanbinnen. “Kent u me nog?” vraagt mijn docente als ze zich aan mijn moeder voorstelt. Ze legt uit wie ze is. “O ja hoor!” reageert mijn moeder enthousiast. Ik heb geen idee of ze echt nog een glimp van herkenning heeft of dat ze meespeelt met de situatie. Maar ach, wat maakt het ook uit.

Om het boek te kunnen realiseren zijn er donaties nodig. Je kunt ook bijdragen met je verhaal over je ervaringen met Alzheimer. Zie de website www.zolangikerben.nl

vrijdag 13 september 2013

Bergen en dalen

Vorige week traden Saskia & Serge op in het verpleeghuis waar mijn moeder tegenwoordig woont. Je weet wel, van Zomer in Zeeland en Het zijn de kleine dingen die het doen, die het doen. Ik ging langs om gedag te zeggen voor ik naar de Ardennen ging en viel met mijn neus in de boter. Wat een feest! Geen zielige uitgebluste artiesten van een paar decennia geleden, maar een dynamisch duo met mooie liedjes dat de hele zaal meekreeg, mijzelf incluis. Die ochtend had de kringloopwinkel de laatste spullen van waarde uit mijn moeders oude huis meegenomen, een vrachtwagen vol. Mijn taak in de ontruiming zat erop, want de vloerbedekking haalt iemand anders eruit.

Omdat mijn taak erop zat, voelde ik me vrij om mee te gaan met een grote vriendengroep naar de Ardennen: 16 volwassenen en 10 kinderen in een huisje op een berg. Dat lijkt druk, maar dat valt reuze mee. Je ziet iedereen ’s ochtends en ’s avonds, en overdag trekken we er in kleine groepjes op uit. Ik sluit me aan bij de wandelaars. We lopen door bemoste bossen, over vlonderpaden door het veen, langs weilanden, door dorpjes. ’s Avonds genieten we van barbecue, open haard, het voetbalspel en het zwembad. We hebben plezier, en goede gesprekken.

Een weekend Ardennen is onvoldoende om bij te komen van het afgelopen jaar. Thuis zit ik weer tussen de resten van twee ontruimde huizen. Het was fysiek belastend, met mijn trage schildklier, en ook in emotioneel opzicht was het zwaar. Juist degene met wie ik dit had willen delen, mijn zus, was er niet meer, en ik voelde me dubbel eenzaam. Ik vond het moeilijk me staande te houden tussen meningen over hoe ik het moest aanpakken. Met de beste bedoelingen probeerden sommigen me ertoe te bewegen zoveel mogelijk weg te doen. Gelukkig waren er anderen die begrepen waarom ik dingen wilde houden, in elk geval voorlopig.

Ik voelde me de enige verantwoordelijke. Ik voerde alle correspondentie (en nog), in het Frans voor de afwikkeling van de nalatenschap van mijn zus, en ik hield familie en vrienden op de hoogte van de ontwikkelingen. Dat was vooral intensief in de eerste maanden. Ik heb alle administratie van mijn moeder op me genomen, en alle nodige wijzigingen doorgevoerd. Is mijn Amerikaanse broer nog mee geweest naar Frankrijk, bij het huis van mijn moeder stond ik er alleen voor. De zomer vond ik het ergst, toen iedereen op vakantie was, inclusief de psycholoog tot wie ik me had gewend.

Ik heb wel hulp gehad en daar ben ik zeer dankbaar voor, want die hulp was onmisbaar. Een goede vriend en mijn nicht met haar man hebben me veel geholpen. Zij sloegen spijkers met koppen toen ik dat niet meer op kon brengen en hebben me er doorheen gesleept. Ook een vriendin van mijn zus in Frankrijk is goud waard, zij neemt vele zaken voor haar rekening en regelt alles wat voor mij vanuit Nederland niet te doen zou zijn.

Het Ardennenweekend was precies een jaar na de diagnose van mijn schildklierziekte. Na een jaar zoeken naar de juiste dosering vervangend schildklierhormoon lijkt het erop dat ik er bijna ben. Ik hoop dat dan ook de vermoeidheid, en de spier- pees- en gewrichtspijnen zullen verdwijnen, of die nu van de ziekte of van de stress komen. De familiezaken zijn nog niet afgerond, maar ik heb het gevoel dat ik weer ruimte krijg voor mezelf. Op het moment is alles nog blanco. Eerst maar eens een periode van rust en opruimen inlassen. En dan wordt 2014 mijn jaar.

zaterdag 22 juni 2013

Klein geluk in de duinen

Ik kan niet zonder natuur. Met elke stap die ik tussen het groen zet kom ik tot rust en krijg ik weer energie. Gewapend met mijn camera luister ik naar vogels en speur ik links, rechts, in de lucht en naast het pad of ik wat leuks zie: konijntjes, rare insecten, vogels, slakken, of gewoon mooie planten of bloeiwijzen.

Het is druk bij de Oosterplas, zo warm is het niet, maar er wordt volop gezond en gebadderd. Dat is niets voor mij, ik wandel liever. Een vogeltje doorbreekt mijn amechtige beklimming van de Starrenberg. Hij fladdert uit de struik waar ik langsloop en waar hij had zitten zingen. Is het een vink? Ik geloof het toch niet. Met mijn dertig keer zoom schiet ik gauw een foto voor hij weer wegvliegt voor een paar passanten. Met de vogelgids ernaast meen ik eerst dat het een kleine vliegenvanger is met dat grijze hoofd en rode borst, maar als ik verder zoek, concludeer ik dat het een kneu geweest moet zijn, familie van de vink.

Het Vogelmeer lokt, ik neem de lange route. Het bos ritselt. Ik vraag me af of het dan toevallig een bos van ratelpopulieren is, espen, waarvan de blaadjes trillen als een espenblad. Of zijn het gewoon berken? Aan de overkant van de weg loop ik door een dennenbos. Vlak naast het pad liggen twee wijngaardslakken, innig verstrengeld, de lijven tegen elkaar aangeplakt opgericht. Dit is een trage paringsdans. Op mijn knieën en ellebogen fotografeer ik het sensuele liefdesspel van de weekdieren. Dan komt er een blub naar buiten bij de ene, dat ziet er wel heel intiem uit, maar ik fotografeer toch door. Gelukkig maar, want thuis zie ik in de vergroting dat op dat moment ook nog een uitsteeksel bij de ander naar binnen prikt. Ik dacht misschien de ‘liefdespijl’, maar op Wikipedia zie ik dat het de penis van de slak is.

Aangekomen bij het Vogelmeer valt mijn oog op een harige witte vlieg met grote ogen. Ik vind hem niet in mijn insectengids, en probeer het op internet. Maar daarvoor moet ik besluiten tot wat voor familie hij behoort: dazen, roofvliegen? Ik heb geen idee. ‘Harige witte vlieg met grote ogen’ tik ik in de zoekmachine. Dat levert ook weinig bruikbaars op. Met zo weinig beginkennis durf ik hem niet op het forum van waarneming.nl te plaatsen. Maar wel op Twitter. Binnen twee uur komt via via de opmerking dat het een viltvlieg is, familie Therevidae. Met de informatie dat hij in de duinen zat, weet @rvanderweele dat het een zandviltvlieg is, Acrosathe annulata. Wie durft nog te beweren dat Twitter flauwekul is?

Op het Vogelmeer zwemt een zwanenfamilie, en erboven scheren gierzwaluwen. Het zijn er veel, ze komen laag overvliegen, ook over het pad. Na het Vogelmeer steek ik altijd een stuk af, om verderop de rode route weer op te pakken. Langs dit pad zie ik een rups van de grote beervlinder. Een grote langharige rups, om vanaf te blijven, want die haren voorspellen weinig goeds. Verderop zie ik er weer eentje, en weer, ik tel er wel zeven langs het pad. Ik zie trouwens langs de hele route konijntjes. Ze zullen wel jong zijn, want ze zijn niet bang, en blijven goed zitten voor de foto.

Boven mijn hoofd vliegt een buizerd, achterna gezeten door een luid roepende andere vogel. Als hij landt herken ik de kievit. In de verte staan de paarden. Gelukkig geen hooglanders. Die zie ik als ik op het lange rechte pad loop. Vervelende beesten vind ik het, ze doemen altijd plots voor je op als je een bocht om komt, en gaan dan stoer doen omdat ze zelf ook schrikken. Brrr. Ik vermijd ze liever. Ik ben blij als ik, nog flink op afstand, rechtsaf kan slaan. Ik loop fluks door, en kijk schichtig achterom of ze me toch niet achterna komen.

In het laatste deel van de route van vandaag staan veel rozen. De bloemen lijken wel gatenkaas. Het is niet moeilijk te zien hoe dat komt, ze zitten onder de rozenkevers. Op sommige bloemen zit rond de bloemaanzet een fluorescerend oranje laagje. Het is poederig. Wat zou dat zijn, een schimmel? Op Twitter weten ze het zo snel niet, maar na even zoeken vind ik het antwoord bij een afdeling van de KNNV: het is de duinroosroestzwam. En dan komt alsnog antwoord via Twitter, terwijl ik dit blog nog aan het tikken ben.

woensdag 29 mei 2013

Schrijven op de radio

[ Remco Rhee in de
studio van Haarlem 105 ]
Een beetje bibberig stap ik naar binnen bij Haarlem 105, de lokale radiozender. "Ga maar zitten, Remco komt er zo aan." Een alleraardigste knaap wijst uitnodigend naar de rode bioscoopstoelen in de hal. In een glazen hokje zit genoemde presentator in de uitzending. "Oh, maar er komen er nog veel meer hoor," antwoord ik. Met een glas thee wacht ik op Sandra Brandt en Linda Ruigrok, en op wie er nog meer mee komt doen aan 'schrijven en delen op de radio'.

Sandra Brandt zit elke zondag om kwart voor zes bij Remco Rhee in zijn programma Soep op schoot, voor een kwartiertje inspiratie. Eens in de maand krijgt ze een uur, en deze keer nodigde ze Linda Ruigrok uit om live in de uitzending een schrijfworkshop te geven. In een opwelling had ik me ervoor aangemeld, een mens moet tenslotte af en toe eens iets geks doen. Een andere deelneemster dacht dat ze iets anders aanklikte en toen bleek ze zich al aangemeld te hebben, en de enige manlijke deelnemer meende dat hij zou leren om beter te schrijven. Nou ja, enige man: ook de uit mannen bestaande redactie schrijft mee, en Remco heeft twee rappers uitgenodigd, als professionele taalkunstenaars. Ook de luisteraars mogen meeschrijven. De schrijfworkshop gaat echter niet over 'mooi' schrijven, maar over dagboekschrijven: schrijven om tot inzichten te komen, intuïtief en associërend.

[ Redactiekamer,
foto: Linda Ruigrok ]
De glazen studio is te krap voor ons allemaal. Alleen Linda zit bij Remco in het hok en geeft over de radio de opdrachten. Wij deelnemers zitten in de redactieruimte, startklaar met pen en papier, en de radio aan. Linda vertelt ons bij de opdrachten vooral door te schrijven, ook als je niet weet wat je moet schrijven. Alles is goed. Als we het straks voorlezen hoef je niets uit te leggen, en je krijgt geen commentaar. Als je niet wilt voorlezen, is het ook goed.

[ Mijn schriftje ]
De eerste opdracht is om in te komen: vul de zin aan en schrijf er drie regels op door. Linda dicteert:
"Toen ik vanochtend wakker werd..."
"In de studio..."
"Ik ben nieuwsgierig naar..."
Onwennig vul ik de zinnen aan. Maar goed dat ik niets hoef uit te leggen. Iedereen zit stil te schrijven. Als eerste gaan Sandra en redactielid Jan naar de studio om hun zinnen voor te lezen, wij luisteren mee op de radio. "Toen ik vanochtend wakker werd moest ik effe pissen en daarna heb ik nog drie uur geslapen," leest Jan zijn tekst op. Als iedereen is uitgelachen verhaalt Sandra van de droomwerkdag die ze na het wakker worden voor zichzelf georganiseerd heeft. Uitgelaten komen Sandra en Jan de redactiekamer weer in lopen.

[Blanco, foto: Sandra Brandt ]
Nu we losgekomen zijn deelt Linda de tweede opdracht uit: iedereen krijgt een gekleurd blaadje met een boektitel. Daar mogen we tien regels op door associëren. Mijn titel is Een onbeschreven blad. Ik ben op slag blanco. Hoe toepasselijk! Maar ja, doorschrijven heeft Linda gezegd. Ik schrijf:
Alles ligt open. Geen geschiedenis, geen verleden. Heerlijk vrij. Wel veel gepraat op de radio. Oh gelukkig, muziek. Weinig blanco nog steeds, behalve mijn geest dan. Die is wel blanco. Harde muziek. Toch zit ik in mijn hoofd, zelf vanbinnen. Gelach uit de studio, oh, Linda komt binnenlopen. Ook Linda. Zucht. Leeg. Onbeschreven blad. Opperdepop. Write you, heeft ie vast speciaal uitgekozen.
Uit deze tekst kiezen we één woord om een woordgedicht mee te maken: elke regel van het gedicht begint met een letter van het woord. Die regel kan uit een of meer woorden bestaan of een hele zin zijn. Mijn blik valt die direct op het woord 'verleden'. Ik schrijf:
Voorouders
Eer-tijds
Regressie
Looptijd
Eindig
Doorgaan
Energie
Niets
Geraakt staar ik naar mijn schrijfsel. Van zo’n leeg gewauwel kom ik tot iets heel zinnigs en betekenisvol voor mij, hoe is het mogelijk! Na de diagnose dementie bij mijn moeder en de dood van mijn zus moet ik twee huizen tegelijk leegmaken. Ik herkauw mijn gezinsverleden, zoek uit wat ik ervan wil meenemen en wat ik achter laat. Daarmee ruim ik op en herwin mijn energie. Het laatste woord Niets staat voor de vrijheid na de verwerking.

[ Rapper en Linda in de studio ]
Samen met een van de rappers mag ik mijn tekst voorlezen bij Remco. Iemand duwt de microfoon goed dichtbij, ik schrik ervan en moet lachen, genoeg om me te ontspannen voor mijn radiodebuut. Op de vraag "hoe heet je" antwoord ik waarheidsgetrouw "ook Linda". De stemming zit er goed in. Ik lees voor, en leg niets uit. "Doe je iets met schrijven?" vraagt Remco tot mijn verrassing. "Eh, ja, ik heb een blog." "Oké, kom maar op met die url! Waar blog je over?" En zo kan ik nog wat reclame maken ook. De rapper leest zijn tekst niet voor, hij rapt hem, compleet met de bekende 'Yo!' handbewegingen. Wow, dat is andere koek. Ook wij komen met overwinningsgebaren de redactiekamer binnen.

[ Allemaal in de studio,
foto: Sandra Brandt ]
Voor de laatste schrijfopdracht krijgen we een kaartje met een zinnetje erop, een 'eigenwijsje'. Op mijn kaartje staat 'Ik zeg wat ik voel!'. Vijf regels deze keer. Dat is het voorwerk, want nu schrijven we een rondeel, een achtregelig gedicht waarvan de 1e, 4e en 8e regel hetzelfde zijn, in dit geval de tekst van het kaartje. De 2e en 7e regel zijn ook gelijk. Als afsluiting proppen we ons voltallig in de glazen studio en lezen omstebeurt ons rondeel voor. Als ik aan de beurt ben voel ik enige verkramping, maar mijn stem klinkt me vast in de oren:
Ik zeg wat ik voel!
Wat ik voel is goed,
het zegt wat ik denk.
Ik zeg wat ik voel!
Wat denk ik?
Ik weet het als ik voel.
Wat ik voel is goed.
Ik zeg wat ik voel!

[ Rondeel van Remco,
foto: Sandra Brandt ]
Tot slot leest Remco zijn rondeel voor, ik ben er stil van. Zijn kaartje: Ik mag verdrietig zijn. Ja, denk ik bij mezelf, ik mag verdrietig zijn, maar ik ben ook blij met deze spannende, grappige, gevoelige schrijfworkshop, en met de ontmoeting met al die verschillende mensen. Nog uren stuiteren we na op Facebook en Twitter. Soms moet een mens gewoon eens iets geks doen.