zaterdag 20 oktober 2012

Paddenstoelen in een sprookjesbos

[ Gekraagde aardster ]
Een paddenstoel is het topje van een ijsberg, een vrucht aan een verborgen boom, de kers op een ondergrondse taart. Want buiten ons gezichtsveld groeit een netwerk van schimmeldraden, als aders in een lichaam van aarde of hout. Dat netwerk breidt zich uit van binnen naar buiten, wanneer in het midden de voedingsstoffen op raken. Als het een ander web van schimmeldraden tegenkomt, volgt er een bevruchting. Daaruit kan een paddenstoel ontstaan. Die verspreidt sporen, die nieuwe zwamnetwerken beginnen.

Dat leerde ik op de jaarlijkse Paddenstoelendag op landgoed Elswout, die het IVN organiseerde, samen met het Nationaal Park Zuid-Kennemerland en Staatsbosbeheer.

Wat ik me ook nooit zo gerealiseerd had, is dat paddenstoelen er verschillende levenswijzen op na houden. Veel zwammen zijn saprofyten, afvalopruimers, die dood organisch materiaal kunnen afbreken. Het bos kan niet zonder: het zou ondoordringbaar worden als al het oude hout maar bleef liggen zonder te verteren.

[ Porseleinzwam ]
Andere zwammen wachten niet tot iets dood is, ze parasiteren op levende organismen: ze halen voedingsstoffen uit hun gastheer. Dat kunnen ze doen zonder dat die eraan onderdoorgaat, maar er zijn ook soorten die wel dodelijk zijn. Als hun slachtoffer het loodje gelegd heeft, leven die paddenstoelen verder als saprofyt.

Een derde soort zwammen, de mycorrhizazwammen, leeft in symbiose met planten of bomen. Ze kunnen niet zonder elkaar. Een zwam heeft zulke dunne schimmeldraden, dat hij diep in de grond voedingsstoffen kan ophalen voor zijn plant, veel dieper dan de plantenwortels kunnen reiken. De plant levert op zijn beurt suikers aan de paddenstoel; omdat een paddenstoel geen bladgroen heeft, kan hij die niet zelf maken.

[ Judasoren ]
Paddenstoelen spreken enorm tot de verbeelding, en dat doen ze al eeuwen. Zijn het stoelen voor padden? Is het heksenwerk, dat ze ineens uit het niets lijken op te komen? Heksenboter is een zwam die wandelt over het dode hout. De namen duivelsbroodrussula en satansboleet beloven weinig goeds, ze zijn dan ook giftig. Paddenstoelen hebben de meest vreemde verschijningsvormen, en ook daar danken ze vaak hun naam aan: koraalzwam, geweizwam, judasoor, aardster, trilzwam, stijfselzwam. Er zijn krankzinnig veel soorten, en meestal is er wel een paddenstoel die er verdacht veel op lijkt, waardoor determinatie een hele klus is. Laatst liep ik met schoolkinderen door Thijsse’s Hof, en tot mijn bewondering wisten velen daarvan toch zonder twijfelen het elfenbankje aan te wijzen.

Maar of je nu wel of niet de verschillende zwammen kan benoemen, als je een volgende keer gaat wandelen, speur dan tussen het afgevallen blad, rond boomstronken, in bomen, in het gras. En laat je betoveren...

Bron: Paddenstoelen herkennen en benoemen, door Helmut en Renate Grünert, uitgeverij The House of Books, Vianen/Antwerpen, 2003

Aanrader: www.allesoverpaddenstoelen.nl, een website van de Nederlandse Mycologische Vereniging, met ook echt alles over paddenstoelen!

PS: heb je die kabouter in de duinen gezien?

vrijdag 21 september 2012

Avondrood, koe in de sloot

"Heb je toevallig een of twee foto’s voor me van die waterkoe?" mailt de gids me na afloop van de IVN fietsexcursie rond Spaarndam, "ik vond het achteraf bezien toch wel spectaculair." De waterkoe is het slotstuk van een aparte avond die begint bij het standbeeld van Hansje Brinkers. Hansje, het jongetje dat zijn vingertje in de dijk stak om het gat te dichten: geen Oudhollandse legende, maar het verzinsel van een Amerikaanse schrijfster. Kennis van de geschiedenis werpt een nieuw licht op het heden.

We fietsen een klein stukje over de dijk en stappen af bij een laaggelegen weiland. Als we langszij in het weiland kijken, zien we de oude kademuur: vroeger kwam de zee tot hier. We willen verder fietsen, maar de fiets van de gids heeft een lekke band. Voortvarend biedt een deelneemster haar fiets aan, en springt zelf achterop bij haar vriend. De fiets van de gids laten we achter bij een lantaarnpaal waar hij aan vast kan. Wij fietsen de polder in, langs de Slokop. Deze vijzelmolen bemaalde de polder vroeger. De lage avondzon kleurt de weilanden onder dreigende wolken en blauwe lucht. In een sloot bloeit zwanebloem, even verder zwemt een zwanenpaar met een hoop jongen. Het begint te miezeren. We zijn afgestapt om het trilveen onder onze voeten te voelen. Giechelend stampen en springen we op de golvende grasplakken. Het water kan hier niet weg vanwege een kleilaag op grote diepte. Het veen ligt tussen twee strandwallen, van de oudste kustlijnen van Nederland.

'Het houdt op met zachtjes regenen', zoals ze bij ons thuis zeggen. We vluchten naar een bomenrij, waaronder we redelijk droog de hoosbui over laten waaien. Plots verschijnen er vele, vele boerenzwaluwen, duikend door de lucht, tjirpend, muggen oppikkend. Het begint op te drogen, we fietsen verder langs de Mooie Nel, en met een bocht richting Spaarnwoude. Een haas rent ervandoor als we een weiland in stappen. De grond hier bevat schelpen uit vroeger tijden: we staan op een strandwal van 5000 jaar oud. Onderweg naar de Stompe Toren in Spaarnwoude zien we fazanten. Vanaf de Stompe Toren hebben we zicht op de Slokop. Een valkje komt jagend voorbij. De excursie eindigt hier, we fietsen gezamenlijk terug naar Spaarndam, tussen de weilanden door.

En daar staat een koe in de sloot. "Die komt er uit zichzelf niet uit hoor," zeg ik. "Vast wel, moet je zien hoe ontspannen ze erbij staat," zegt een andere deelnemer. We blijven even staan kijken. De koe kijkt ons aan. "Hu, hu!" proberen we haar op te jutten. Ze doet een paar stappen voorwaarts en blijft dan staan. We besluiten dat we de boer moeten waarschuwen. Een van de deelnemers belt iemand, die misschien iemand kent die misschien weet van wie deze koeien zijn. Zonder succes. Een voorbijganger weet dat de boer dáár woont, hij wijst naar een boerderij aan het begin van het fietspad, waar we vandaan kwamen. "U wandelt toch die kant op?" "Ja, maar fietsen is sneller," antwoordt de man. "Als u nu eens mijn fiets nam," bedenkt een van ons, "u weet waar het is." Hij zwaait soepel zijn been over de damesfiets, en verdwijnt naar de horizon.

Wij wachten. "Als we haar halster pakken, kunnen we haar misschien aan de kant trekken." "Ja, maar dan staat ze aan de verkeerde kant." "Als ze er maar vast uit is, de boer komt er toch aan." De koe werkt niet mee, tot opluchting van degenen die de koe graag richting weiland willen. Het begint een aardig opstootje te worden, mensen komen kijken wat er aan de hand is. De koeien in de wei aan de andere kant van het pad verdringen zich bij het hek om niets van de sensatie te missen. "De boer wordt gewaarschuwd," vertellen we keer op keer. Maar waar blijft hij toch, vraagt de fietsloze deelneemster zich bezorgd af. Ze tuurt door haar verrekijker. Fietsers, maar niet de man op haar fiets. Dan, eindelijk, ziet ze de man op haar fiets terugkomen, en daar, in het weiland, verschijnt een tractor.

Behendig zet de boer de tractor met de kont naar de sloot. De koe weet blijkbaar wat er gaat gebeuren, want ineens probeert ze de wal op te klauteren. De boer bindt haar een touw om, en trekt de trappelende koe zachtjes uit de sloot. "Die staat er nog niet zo lang in," constateert hij, "anders was dat niet gelukt." We zijn blij dat we hem gehaald hebben. "Gebeurt dat wel vaker?" informeren we. "O ja, elke dag wel." "Wat, dezelfde koe?!" roepen we in koor. Maar nee, het is elke keer een andere. We nemen afscheid, en als we omkijken, zien we de modderige koe een paar bokkensprongen maken.

De fiets van de gids staat er nog, hij gaat in een café wachten tot hij opgehaald wordt. Wij fietsen in de schemer naar huis.

maandag 13 augustus 2012

Poëzie in Elswout

Met schitterend strandweer en langs een eindeloze file richting zee fiets ik zondag naar landgoed Elswout. Daar is het Poëziefestival. Zitten luisteren naar dichters die voordragen uit eigen werk, dat trekt me niet zo. Maar wel wat eraan vooraf gaat: een wandeling langs bomen met een IVN natuurgids en een dichter.

Ik heb afgesproken met Marisca, en op goed geluk kiezen we één van de twee groepen uit. Onze gids vertelt sprankelend over de historie van het landgoed en het leven van de bomen, vooral van de beuken, hoe ze groeien, en hoe ze verschillen van eiken bijvoorbeeld. In Elswout is weinig wat het lijkt. Niet alleen de folly's houden je voor de gek, ook sommige beuken zijn staaltjes van romantische illusie. De eerste beuk waar we stilstaan, hangt idyllisch over een beek. Niet omdat hij is scheefgezakt onder zijn eigen gewicht, maar omdat hij expres zo schuin geplant is. Een beuk op het eind van de wandeling lijkt 1000 jaar oud, zo dik is hij. Lijkt, want hij bestaat uit twaalf beuken samengegroeid in één plantgat.

Tussen verhalen van de gids door, bij uitnodigende bomen, krijgen gedichten de ruimte. Onze dichter is Ellen Deckwitz, een jonge vrouw in een elfenjurk en met amber oorknopjes. Haar gedichten zijn van een betoverende beeldtaal, niet opgelezen, maar uit het hoofd gesproken, met mooie stem en sierlijke gebaren. Haar poëzie en verschijning passen volkomen natuurlijk in het bos van Elswout. Wij wilden dat wij zo mooi konden schrijven.

Als we over de kettingbrug lopen vertelt Marisca over het nieuwe thema in haar dichtclub: 'als ik een brug was'. Thuis probeer ik of ik er wat mee kan. Daarna schrijf ik het volgende:

"Ik wou dat ik kon dichten,
licht en luchtig,
met een kwinkslag hier en daar.
Maar altijd als ik dicht
wordt het zo verrekte zwaar."

Ellen Deckwitz won de C. Buddingh'-prijs met haar debuut 'De steen vreest mij'. In oktober verschijnt haar tweede bundel 'Hoi feest'.
Lees ook Marisca's blog over de poëziewandeling.

dinsdag 31 juli 2012

Het sprookjesbos van landgoed Elswout

Via Duinvliet fietsen Colette en ik naar het 17e-eeuwse landgoed Elswout aan de binnenduinrand van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Terwijl half Nederland op het strand ligt te bakken zoeken wij liever het koele bos op. Op de weide bij het landhuis ligt een mevrouw te zonnen. Enkele mensen wandelen met een hond aan de lijn. Er heerst een lome rust.

Ik ben hier lang niet geweest. Ik kan me toch herinneren dat er ook damherten stonden, op het veld voor de oranjerie. Er is nu geen hert te bekennen. Bovenal herinner ik me van Elswout de folly's, letterlijk 'dwaasheden': bouwwerkjes zonder functie, gewoon voor de aardigheid. Die staat verspreid door het bos.

We besluiten de rode route te lopen, dan zouden we alle monumenten tegen moeten komen. Al bij het eerste rode paaltje kiezen we een ander pad. We hebben even plezier met het laten ploppen van de zaden van de springbalsemien, die hier overal staat. Ons pad vervolgend zien we tussen de bomen een huisje schemeren. Het doet Marokkaans aan, met blauw houtwerk van sierlijke bogen om een verandakuil. Hier zou een verhalenverteller moeten zitten, fantaseren we. En daar dat kleine deurtje, alsof er een kabouter woont. De grote-mensen-deur staat open. Deze schuur is de Fazanterie, die zo te zien als opslagruimte gebruikt wordt.

Colette doet een cursus Miksang, contemplatieve fotografie. Niet kijken naar een benoembaar object, maar het beeld ervaren, zonder interpretatie of vooropgestelde ideeën. "Wat stopt je?" is de centrale vraag. Waar word ik door gegrepen? Ik dacht dat ik altijd al vrij abstract kijk, maar nu merk ik dat beestjes gauw mijn oog trekken. Doorkijkjes, die zijn ook altijd leuk. Ik probeer echt te letten op kleur, patroon en textuur, maar dan ontdek ik dat ik Colette door een rond sleutelgat kan fotograferen. Is dit wel of niet Miksang? Ik weet het niet, maar we amuseren ons er wel mee.

Uitgelaten lopen we verder. We volgen een bemost pad over boomstronken een heuvel op. Van bovenaf kijken we neer op een houten hutje met een glas-in-loodraam. "Een kluizenaarshut," opper ik. We willen de hut van de voorkant zien. Hij staat halverwege de heuvel, een klein paadje loopt ernaartoe. Deze folly blijkt toepasselijk De Hermitage te heten. De wanden zijn binnen en buiten beslagen met gladde, verwrongen boomstronken. Aan de buitenkant zit de structuur vol met spinnenwebjes. Over een ervan loopt een glinsterend slakkenspoor. Als ik het van dichtbij bekijk schiet de bijbehorende spin zijn holletje in.

Terug in het bos fladderen bonte zandoogjes om ons heen. Als deze vlinders op de grond gaan zitten, zie je ze bijna niet meer, ze gaan volledig op in de bruine blaadjes. Achter ons hoor ik gescharrel. Ik denk aan een hert, maar het kan wel gewoon een merel zijn. Op droge bladeren klinkt iets al gauw heel groot. We turen spiedend tussen de bomen door. Ineens ziet Colette een eekhoorntje de heuvel op huppelen, al ritselend. Hij schiet een boom in en ik zie hem niet meer. Maar dan vallen er brokjes naar beneden, die hem verraden. "Ik mag wel uitkijken dat ik niks in mijn oog krijg," zeg ik, terwijl ik probeer de eekhoorn tussen de takken te ontwaren. "Ik zou mijn mond ook maar dicht houden," vult Colette aan.

Bij een kolossale dikke beuk nemen we een boterham. De dikke wortels vormen een mooi zitje. Door het lover staren we wat over het weiland aan de rand van het bos. We genieten van de rust, van het warme weer dat zo aangenaam is in de schaduw van het gebladerte, en van wat we allemaal al gezien hebben hier. Niet alleen de gekke huisjes of de vele bruggetjes, allemaal anders. Of de beestjes: vlinders, eekhoorn, specht, buizerds, padjes. Ook het bos zelf is zo mooi, met watertjes, mos, verschillende soorten bomen en ondergroei en uitnodigende paden en heuvels.

Verzadigd lopen we terug naar de uitgang. Het is wat drukker geworden. Bruiloftsgasten lopen bezweet op weg naar de Oranjerie. Er zijn mensen aan het picknicken op de wei. Daar staat een hertje! Voorzichtig sluipen we naderbij, het dier lijkt ons niet te zien. Of toch wel, maar blijkbaar kan het hem niet schelen. We houden nog steeds een respectabele afstand. Van rechts komt een klein meisje met uitgestoken armpjes op het hert af keutelen. Het hertje loopt niet weg, maar kijkt hoopvol of dat schattige meisje iets lekkers bij zich heeft.

Waar de andere herten zijn gebleven? Misschien dat ze ergens anders heen zijn gebracht. Dit hert is liever hier gebleven, waar de moeder van het meisje worteltjes uit haar tas haalt, die het meisje hem een voor een voert.

Mijn foto’s van vlinders, hert en eekhoorn op Waarneming.nl

vrijdag 13 juli 2012

Schuimen langs de branding

Zandvoort blijkt een takkeneind fietsen te zijn, en hoe dichter ik de kust nader, hoe meer tegenwind ik krijg. Een half uur later dan afgesproken ontmoet ik Marleen. Samen gaan we het strand afspeuren naar leuke vondsten: schelpen, beestjes en wat we nog meer vinden. Schelpen zijn natuurlijk beestjes, dat wil zeggen, het zijn de huisjes van weekdieren. Marleen heeft een geplastificeerd overzicht van schelpen bij zich. Dat is gemakkelijker bij de hand te houden dan boeken, want ik heb ook mijn fototoestel, en een pen en opschrijfboekje vast, en ik moet de opgepakte schelpen ergens laten – die verzamel ik dan maar in mijn broekzakken.

Ik zie in eerste instantie vooral tweekleppigen. Daar zit veel variatie in. Kokkels herken ik, nonnetjes ken ik alleen van naam. Daar houdt mijn kennis op. Vandaag krijg ik een spoedcursus. Ik pak een fijn geribbelde schelp met een sierlijk gebogen puntje. Dat is een venusschelp, leer ik van Marleen. De ribbels gaan met de ronding mee, terwijl ze bij een kokkel er loodrecht op staan. Andere schelpen hebben zowel lengte- als breedteribbels, zoals een Amerikaanse boormossel. Die is asymmetrisch, het puntje zit ver uit het midden. Een zaagje heeft dat ook, maar die is kleiner en glad. Bij de tapijtschelp zit de top ook uit het midden, die heeft weer een andere vorm en alleen aan een zijkant ribbeltjes.

De gelijkzijdige schelpen vind ik moeilijker te herkennen, is het een tere platschelp, een witte dunschaal of toch een halfgeknotte strandschelp? Determinatie van schelpen is nog niet zo eenvoudig. Het verschil is soms te zien aan het slotje (waar de helften aan elkaar zitten) of het lijntje aan de binnenkant, de zogenaamde mantellijn.

[ huidjes van garnalen ]
Sommige schelpen hebben een gaatje. Dat is gemaakt door vleesetende slakken: met hun rasptong boren ze een gat in de schelp om de binnenkant eruit te vreten. Huisjes van die slakken vinden we ook, dat zijn tepelhorens. Die worden wel bewoond door jonge heremietkreeften, maar helaas vinden we die niet vandaag. Wel een gevlochten fuikhoren begroeid met zeepokken. Marleen geeft hem aan mij, zelf heeft ze die al in haar collectie.

Overal langs de branding liggen plukken blaaswier. Met mijn teen wip ik een bosje op. "Mag ik een tip geven?" zegt Marleen, "pak hem heel voorzichtig aan de bovenkant op, want er kan wel eens een krab ofzo in zitten." We vinden heel wat krabbetjes, de meeste dood. Kwallen zien we ook genoeg, ik stap er zorgvuldig omheen.

Dan zie ik een draderig bolletje door het water zweven. "Pak hem, pak hem!" roept Marleen. Ja fijn, ik weet niet wat het is, het kan wel steken. De nieuwsgierigheid wint het van mijn bedenkingen en ik vis het op. Marleen weet ook niet wat het is. We fotograferen het om thuis met de boeken erbij op te zoeken. Tijd om op huis aan te gaan.

Marleens mooiste vondst van vandaag is een joekel van een dubbele schelp, een otterschelp. Mijn grootste schelp van vandaag is een strandgaper. Ik ben ook blij met het eikapsel van een gevlochten fuikhoren. Ik denk tenminste dat dat het is (ik dacht eerst van een wulk, maar dat lijkt het toch niet te zijn). Zwaardscheden liggen er zo veel dat we er niet een van meenemen. Onmogelijk mee te nemen is de schelpkokerworm: een worm die loodrecht in het zand steekt en het gedeelte dat uitsteekt vermomt met schelpbrokjes. Ik vereeuwig hem met een foto, maar ja, hij is te goed vermomd om erop zichtbaar te zijn.

Terug naar huis fietst het een stuk sneller, met de wind in de rug. Onderweg koop ik bij De Zandwaaier ook zo’n handig geplastificeerd overzicht. Bij de bibliotheek leen ik dezelfde middag nog een gids voor planten en dieren van de kust. Daarin vind ik een foto van het draderige bolletje: het is een gorgelpijppoliep.

Zie ook mijn foto’s op waarneming.nl